Hoe kom je nou eigenlijk precies op het idee om tolk te worden? Welke dromen heb je als kind, welke ideeën? Hoe bereid je je voor? Hoe kom je war je uiteindelijk wilt komen?

Deze vragen zal een ieder anders beantwoorden, maar voor mij begint de reis naar tolk Duits-Nederlands zeker in Nederland. Om precies te zijn in Noord-Holland, Gemeente Schagen, Callantsoog. Dit is een van de honderden dorpjes langs de Hollandse kust, waar je in de zomer bijna meer Duits dan Nederlands hoort. En één van die Duitse stemmen was ik. Of ik nou als baby schreeuwde, als peuter zandkastelen bouwde, mijn tiende verjaardag tijdens de paasvakantie vierde, als tiener in de zon lag te bakken of als volwassene van het strand en de zee geniet. Het is aan mijn grootouders te danken dat mijn relatie met en liefde voor Nederland min of meer met mijn eerste ademhaling begon. Zij hadden lang voor mijn geboorte besloten dat het wellicht niet mogelijk is elke zomer of elk jaar een verre, dure reis te maken, maar dat het wel leuk is als je het idee hebt écht weg te zijn. Dus gingen zij met mijn moeder en tante liever naar de Nederlandse kust, dan naar de Duitse. Vanuit Münster (waar ik vandaan kom) was het om het even welke kant je op ging rijden. De Noordzee was rond vier uur ver weg – of je nou naar het noorden of het westen reed. Maar in Nederland spreken zij Nederlands. Het klinkt anders, je bent op reis, je bent op vakantie.
Dus, werd er na jaren van trouwheid aan het dorpje Callantsoog, 6 jaar voordat ik geboren werd, een stacaravan gekocht en op een camping neergezet. Een vakantiehuis. En één die voor mijn grootouders elke zomer een tweede thuis werd. Vanaf april tot en met oktober verbleven zij in Callantsoog in plaats van in het huis waar zij en wij woonden. Zij kwamen alleen eventjes terug als in Duitsland de zomervakantie begon en mijn ouders, mijn broertje en ik het Noord-Hollandse dorp in vielen. Twee weken met Mama naar Holland, twee weken met Papa naar Holland, twee weken thuis. Dat was hét plan voor de zomervakantie. Voor alle zomervakanties.

En zo ging ik uiteindelijk nog voor mijn eerste verjaardag voor de eerste keer de grens over en ademde ik Nederlandse (zee-)lucht. Elk jaar leek de caravan vertrouwder, zag ik dezelfde kinderen, vakantievrienden, weer terug en werd Callantsoog ook voor mij een tweede thuis. Maar niet alleen de plek, of de zee en het strand werden oude kennissen, ook de mensen die op de camping werkten, met name Rateltje – het mascot van de kinderclub. Rateltje was een soort vogelschrik met knalrood haar, die in het Praathuus woonde. Daar kon je elke doordeweekse ochtend naartoe om leuke dingen te knutselen, werden ‘s middags voetbaltoernooien, fietstochten of skelter wedstrijden georganiseerd, en kon je ’s avonds voor het naar bed gaan nog spelletjes spelen. Af en toe was er zelfs een disco en mocht je tot na 21:00 wakker blijven!
De meeste mensen die in het Praathuus werkten spraken zowel Nederlands als Duits en zo konden mijn broertje en ik aan alle activiteiten deelnemen omdat er in ieder geval uitgelegd kon worden wat het plan was. Hoe knutsel je je eigen talisman en bijbehorend buidel? Dat moet wel iemand uitleggen. Hoe veel speler per voetbalteam? Wat als op je 30 second kaart alleen BN’ers staan? Al deze problemen konden door het personeel worden opgelost. Maar de kinderen onderling waren in de meeste gevallen strikt op
basis van nationaliteit gescheiden. En dat niet perse omdat zij dat zo wilden, maar omdat er gewoon niet zo waanzinnig veel 6-jarigen zijn die én Nederlands én Duits spreken. Hoe ouder ik werd hoe waarschijnlijker het was dat mijn Nederlandse leeftijdsgenoten op school wel Duits leerden, maar dat betekende natuurlijk nog lang niet dat zij het graag of vrijwillig tegen iemand zouden gaan praten. Sowieso niet een moedertaler…Eén van mijn vakantievriendinnetjes wou graag met iedereen kunnen praten, in elk team gezet kunnen worden, ook een Nederlands kind dat van de carrousel was gevallen kunnen vragen of alles wel okay was. Dus leerde zij op eigen initiatief een beetje Nederlands. In mijn kinderoren klonk het perfect en leek zij bijna magisch, hoe zij ineens ook al die g-klanken maakte en daadwerkelijk met de Nederlandse kinderen wist te communiceren. Hoe vloeiend of correct zij sprak, weet ik vandaag de dag natuurlijk niet meer, maar het heeft wel indruk op me gemaakt.
Niet alleen omdat zij zomaar tussendoor een vreemde taal had geleerd, maar omdat zij daardoor juist elke vrije plek aan de knutseltafels kon kiezen omdat zij de uitleg wel ging begrijpen. Omdat zij vaak genoeg met de Nederlanders tegen ons voetbalde of volleybalde, omdat zij met hen kon communiceren én omdat zij meer dan een keer verdwaalde peuters terug naar hun caravans of tenten kon brengen, omdat zij begreep wat het probleem was of hoe de plaats eruit zag.
Helaas heb ik dit vakantievriendinnetje door de jaren heen uit het oog verloren en weet ik niet wat zij vandaag doet. Of zij überhaupt nog naar Nederland gaat. Of zij de taal nog spreekt. Maar als ik nu terug kijk, denk ik dat mijn liefde voor Callantsoog en het verwelkomende thuis-gevoel dat het mij geeft én mijn bewondering voor deze vakantievriendin die mensen wist te verbinden gewoon door te praten, mijn interesse in tolken hebben gewekt. Ook al wist ik dit op dat moment in 2003 nog niet.
Het duurde daarna nog 20 jaar voordat ik een tolkdiploma in handen had. Maar gedurende die 20 jaar ben ik wel regelmatig in Callantsoog geweest. Zelfs afgelopen weekend nog. In diezelfde Caravan op diezelfde camping. Die is inmiddels wel veranderd en gemoderniseerd, maar voelt nog steeds als deel van me. En toen net als nu klinkt Nederlands in mijn oren altijd naar de zee, het strand, een frikandel speciaal met extra-zand en vakantie. Dat is vast ook een reden waarom ik deze taal zo veel als mogelijk wil spreken en gebruiken.

Comments